De
Partij van de Arbeid is een
partij van de
elite geworden |
|
Peter Hupe; Peter Hupe is bestuurskundige
en politicoloog. Hij is verbonden aan de gemeenschappelijke studierichting
Bestuurskunde van de Erasmus Universiteit te Rotterdam en de
Rijksuniversiteit te Leiden. |
|
De
vroegere achterban van de PvdA kijkt naar RTL en Veronica en
oriënteert zich op de VVD, terwijl de PvdA een elite-partij is geworden. De Nederlandse
samenleving bestaat nu uit een 'populaire', een 'burgerlijke' en een
'intellectuele' zuil, constateert Peter Hupe. |
|
In zijn artikel van 17 maart ('Premiekopers' verlaten PvdA) stelt Mark
Kranenburg de vraag of er met de traditionele PvdA-kiezers wellicht wat
aan de hand is. Zijn antwoord luidt dat de PvdA jarenlang de partij is geweest van
hogere lonen, hogere uitkeringen en lagere huren. Van die wensen is zó veel
gerealiseerd, dat thans van verzadiging sprake is. Degenen die zich hebben
kunnen verheffen door voor de PvdA te kiezen, stemmen nog altijd uit
eigenbelang, alleen wel op een andere partij. Terwijl zij inmiddels met premie een huis hebben kunnen kopen, is de PvdA een partij van de broekriem
geworden. Bij deze groep wordt onvrede een steeds bepalender factor in het
stemgedrag. In veel gevallen keert die onvrede zich tegen de PvdA: de kinderen van de
verzorgingsstaat zijn ondankbaar. |
|
Het is het tragische lot van een arbeiderspartij. Maar er is
meer aan de hand. |
|
Sinds het begin van de
jaren zestig treden door de stijging van de levensstandaard processen van
ontzuiling op. De invloed van kerk, gezin en politieke partij
nemen af.
Welvaart, individualisering - het gezin wordt eerder verlaten - en
democratisering ook naar waarden en normen creëren de basis voor het ontstaan
van een nieuw type burger. Hij
of zij onderhoudt geen of slechts losse banden met een traditionele zuil, is
opgegroeid met de vruchten van de verzorgingsstaat en kent zijn of haar
rechten. Hij is gewend aan sociale zekerheid in situaties van tekort
en tegenspoed. Of hij nu in loondienst, zelfstandig ondernemer of werkloos
is, hij ziet zichzelf in maatschappelijk opzicht als 'eigen baas'. Met de
overheid en andere instituties onderhoudt deze postmoderne burger een
instrumentele relatie. Hij is niet noodzakelijk lid van een politieke partij, omroep, kerk of
vakbond, maar maakt desgewenst van hun diensten gebruik zoals hij een
tennisbaan huurt: misschien wel met een abonnement, maar niet op grond van
overtuiging. |
|
Het grootste deel van de
samenleving waaruit deze postmoderne burger afkomstig is stemde veertig jaar
geleden traditioneel verzuild op de PvdA of een van de toenmalige
christelijke partijen. De VVD was de partij van werkgevers en hoger
opgeleiden, van het gevestigd deel der natie. Onder leiding van Hans Wiegel
begon de VVD zich in de richting van een heuse volkspartij te ontwikkelen.
Met haperingen lijkt deze ontwikkeling onder
Bolkestein thans te zijn voltooid. Het is nu de VVD die het meest aan de
postmoderne burger appelleert. De VVD profileert zich als de partij van de kiezers die
zich als 'eigen baas' zien. Dit kunnen ondernemers zijn, maar ook werknemers
met een modaal of sub-modaal inkomen, en zelfs ontevreden uitkeringsgerechtigden. |
|
De PvdA daarentegen is steeds meer een partij van en voor een
intellectuele elite geworden. De professional en/of werknemer die met zijn
hoofd zijn brood verdient, (tientjes-)lid van de VPRO is en NRC Handelsblad
of de Volkskrant leest, is de enige die het nog over solidariteit heeft. |
|
Mark Kranenburg spreekt van een éénrichtingssolidariteit van een
intellectuele bovenlaag met een onderlaag die tot voor kort nog voor stemmen
zorgde. Het laatste dat
de burger-'eigen baas' van nu wil, is als arbeider te worden beschouwd;
solidariteit heeft hij niet nodig. Waar die arbeider een zachte dood is
gestorven, lijkt de traditionele achterban van de Partij van
de Arbeid voorgoed verdwenen. Sterker nog, wat achterban betreft hebben PvdA en VVD stuivertje gewisseld. Werknemers die
vroeger handarbeiders heetten, zelfstandigen en zelfs mensen met een
uitkering voelen zich en masse aangesproken door het vrijheidsideaal van de
VVD. Niet alleen als kiezers, maar als consument in het
algemeen oriënteren zij zich op private waarden. |
|
Opmerkelijk is nu dat dit streven naar individualisering op
verschillende gebieden zijn uitdrukking krijgt en daarin een samenhang
vertoont die het spreken over een nieuwe zuil rechtvaardigt. Dit deel van de
samenleving heeft de maatschappelijke positie zoals aangeduid, maar ook een
gemeenschappelijk streefbeeld, dat van 'eigen baas'; een vergelijkbaar gedrag
als televisieconsument (RTL, Veronica, Tros) en een inmiddels
tamelijk coherent kiezersgedrag (VVD). Men zou kunnen spreken van een
'populaire' zuil. |
|
Daarnaast is er de
'intellectuele' zuil. Hoofdarbeiders, managers, professionals, mensen met in het algemeen een hogere opleiding, vormen de stemmers
van de PvdA. Het is de categorie die vanaf het begin wordt
aangesproken door D66, de eerste grote partij die niet aan een
traditionele zuil gebonden is. De mensen van het 'redelijk alternatief' staan naast de
maatschappijvernieuwers van GroenLinks. De stemmers op deze drie partijen
delen een oriëntatie op de publieke zaak. Zelfs als zij behoorlijk verdienen,
lijken zij minder in geld dan in debat geïnteresseerd. Wij spreken over de
kijkers van Nederland 3 (VPRO, VARA, NPS). |
|
De derde zuil is die van de traditionele middenklasse. De banden
met de oorspronkelijke zuil zijn hier tot op zekere hoogte
intact gebleven. In de jaren vijftig was men lid van de KVP, ARP, CHU of VVD.
Als de laatste categorie nu niet op de VVD stemt, stemt zij op het CDA. Men
is nog steeds lid van de KRO, NCRV of AVRO. Wij spreken over de nette
burgerij, met plichtsbesef en gevoel voor verhoudingen. Men waardeert het particulier initiatief en doet aan vrijwilligerswerk. Waar
de coherente levensstijl zich hier hoogstens uiterlijk aan de moderne tijd
heeft aangepast, zou men van de 'burgerlijke' zuil kunnen spreken. |
|
Enkele punten vallen nu op. Ik wees reeds
op het einde van de arbeider en op de verwisseling van achterban tussen PvdA en VVD. Voorts
rechtvaardigt de samenhang in eigentijdse maatschappelijke voorkeuren de term
nieuwe verzuiling. Bovendien
valt op dat de samenleving hiermee meer dan ooit haar klassenkarakter toont,
en wel van een specifiek type. De oude - verticale - zuilen verhulden
lang het - horizontale - klassenkarakter van de Nederlandse maatschappij. |
|
Thans lijkt het beeld van
de samenleving als piramide meer van toepassing: een zeer substantiële basis
(de 'populaire' zuil), een uitgedund middendeel (de 'burgerlijke' zuil) en
een naar verhouding smalle top (de 'intellectuele' zuil). De nieuwe zuilen
vallen met maatschappelijke klassen samen. Nederland komt daardoor dichter in de buurt
van een klassensamenleving zoals die van Groot-Brittannië. Daar is van een
dichotomie sprake, met een relatief kleine groep liberalen in het midden. Het
traditioneel-verzuilde Nederland lijkt thans ook een driedeling te vertonen.
Verschil is echter dat hier de brede basis van de samenleving wordt bevolkt
door post-moderne burgers die niet meer door een arbeiderspartij worden aangesproken.
De partij van
het volk is hier de op liberale waarden georiënteerde VVD geworden. |
|
Electoraal is de VVD
daarmee onmiskenbaar de partij van de toekomst. De veelbesproken triomf van het liberalisme
vertaalt zich hier in het ontstaan van een brede 'populaire' zuil. Het CDA
zou er goed aan doen zich op zijn electorale marktpositie te beraden en zijn
profiel als partij van een (geslonken) middenklasse kunnen aanscherpen met een
beroep op de klassieke waarden van de burgerlijke maatschappij. Als de traditionele
arbeiders-achterban van de PvdA niet meer bestaat, zou de PvdA kunnen erkennen dat
zij inmiddels een Partij van de Elite is geworden. Uit de
defensieve broekriem-positie tredend zou zij haar linkse uitgangspunten
kunnen herijken door het publiek domein en de rol van een betrouwbaar bestuur
daarin opnieuw te definiëren. In die situatie ligt een versterking van de
nieuwe eigen zuil door samenwerking tussen PvdA, D66 en GroenLinks
in de rede. |
|
Met de mogelijkheid te
kiezen tussen vrijheid, traditionele waarden en publieke zaak zou voor de
burger een ongekende politieke helderheid ontstaan. Het 'Rijnlandse'
model van de parlementaire democratie zou de 'Westminster'-trekken van een
meerderheidsstelsel kunnen gaan krijgen. Wie sprak er over een crisis van de
politiek? |